dinsdag 28 juni 2011

1 juli 2011: Het eindfeest: Terras

De afsluiting van een mooi poëtisch seizoen dient groots te gebeuren. Zet uw voeten schrap in het zand, trek uw beach-a-gogo glimlach uit de kast, verheug u op de toekomst: aan het uitspansel van literaire tijdschriften verschijnt een nieuweling. Het literaire tijdschrift

(gefundeerd op de traditie van Raster)
levert het thema van PERDU’S EINDFEEST 2011.

Terras is een plek gewijd aan de literatuur en aan de literaire blik op de werkelijkheid. Het is een papieren en digitale ontmoetingsplek waarbij de internationale oriëntatie voorop staat.

Op vrijdag 1 juli viert Perdu de komst van de zomer, een nieuw seizoen én van Terras met bijdragen van dichters die meewerkten aan het eerste NUL-nummer.

Aanvang 20:30 uur; zaal open 20:00 uur.
Reserveren voor deze avond kan via het webformulier op de site van Perdu.

dinsdag 21 juni 2011

24 juni 2011: Titels, een expositie

Met Pieke Werner, K.Schippers, Tine Melzer, Maartje Wortel, Bernke Klein Zandvoort, Caroline Ruigrok, Samuel Vriezen, Dorine van Meel, Maartje Smits en vele anderen!

Marcel Duchamp zei eens dat de titel van een kunstwerk een onzichtbare kleur was. Mensen hebben namen, kunstwerken hebben titels, dieren en planten hebben een terminologie, producten hebben een merk.

Wij bezitten de taal om het beeld te laten leven, om te benoemen wat wij bedoelen, om te verwijzen. Mensen geven mensen namen, schrijvers doen dat bij personages, beeldend kunstenaars doen dit bij hun werk. Wat zijn de omstandigheden bij bepaling hiervan, en nog belangrijker; wat zijn de gevolgen?

Dat we worden beïnvloed door titels in het kijken naar kunst is een zaak om opgewonden over te raken. Het vormt de inzet voor het experiment Titels. Deelnemers aan dit experiment vertegenwoordigen wederzijds de titel of het kunstwerk. Deze avond brengt Perdu de voordracht van kunstwerken en hun titels.

Aanvang 20:30 uur; zaal open 20:00 uur.
Reserveren kan via het webformulier op de site van Perdu.

donderdag 16 juni 2011

Lieke Marsman wint de Debuutprijs van Het Liegend Konijn 2011

[Update: donderdagavond mocht Lieke Marsman ook de C. Buddingh'-prijs in ontvangst nemen.]

Vandaag is door Vlaams-Nederlands Cultuurhuis deBuren bekendgemaakt dat Lieke Marsman de 3e Debuutprijs van Het Liegend Konijn zal krijgen voor haar bundel Wat ik mezelf graag voorhoud. De officiële uitreiking vindt plaats op dinsdag 27 september 2011 in de Nederlandse Ambassade in Brussel.

Het juryrapport meldt:
“… In Wat ik mijzelf graag voorhoud verschuift Lieke Marsman het brandpunt van haar blik voortdurend. Marsman onderzoekt tastend, speels en beschouwend werkelijkheid en taal. De lezer volgt de dichteres in haar denkbewegingen – hij is getuige, wordt deelgenoot.
Dat maakt deze bundel zo intrigerend. Er is een 'vertrekpunt' en er is, na vele lussen en wendingen, een 'uitkomst' en daartussen gebeurt het gedicht. Het voltrekt zich via redenerende stappen en associatieve sprongen, via paradoxen, parallellen, vergelijkingen en metaforen.
Marsmans poëzie wekt de indruk dat zij ter plekke ontstaat en zich ontrolt, alsof de dichter zélf verrast wordt door de loop en monding van haar gedachten – gedachten over dromen, herinneringen, gebeurtenissen, de taal.
Maar hoezeer de focus telkens ook wordt verlegd, de gedichten zijn van A tot Z helder, de beelden treffend, de verzen welluidend. 'Huid: de vitrage die ervoor zorgt dat / onze organen geen schaduwen hebben.”

Lieke Marsman ontving eerder al de Lucy B en C W van der Hoogtprijs 2011 en is genomineerd voor de C. Buddingh' Prijs 2011 die vanavond tijdens Poetry International zal worden uitgereikt. Naast Marsman zijn ook Marjolijn van Heemstra, Y.M. Dangre en Dennis Gaens genomineerd. Dennis Gaens was ruim een jaar geleden te gast bij Perdu's Vers van het Mes. Zijn 'kleine poëtica' is hier terug te lezen.

Lieke Marsman is redactielid van Perdu's wekelijkse literaire programma De Avonden.

Ann Cotten tweemaal vertaald

Deze week is Ann Cotten te gast op Poetry International in Rotterdam. Eerder, op 17 september 2010, was Cotten te gast in Perdu tijdens de tweede editie van 'De scheppende kunst van het vertalen', een programma over het vertalen van poëzie.

Perdu vroeg de Nederlandse vertalers Catharina Blaauwendraad en Lucas Hüsgen een aantal gedichten uit haar bundel Fremdwörterbuchsonette (2007) te vertalen. Twee van hun vertalingen verschijnen nu hier.



23 Stilett, am Boden

Zermürbt unter der Ferse deiner Locken,
die zwar entfernt, doch umso härter drücken,
zerspant, zertrümmert, aufgekratzt, zerbrochen,
erwartet dich mein Aug nur mehr in kleinen Stücken.

Wie warst du schön, als ich dich ficken wollte!
Wie war das Hellbraun deiner Logorrhöe egal!
Wie durch Insektenlupen monstrisiert Revolte
konvexe Konvulsionen, im Kommemorisiern zumal.

Für meine Dichtung bist du null.
(und alles, jede Null hat noch ein Guckloch)
Fest steht, ich fall alleine auseinander.
Klaube mitnichten in der Stunde Müll,
kaputten Tiels verrichtend meines Stifts Gebrauch.
Lieg fest am Boden, wo mich fand,

erfand und unterfing ich als Verschreibmaschine.
Denn alle Assonanzen sind Symptome
belegter Zungen, die, zerfressen von der
Sehnsucht, eine Flussrichtung der Ströme

zu treffen mit den Enden ihrer Worte
Beistriche Hypotaxen Quengeleien,
der Qual des Hingeklatschtseins an den Ort, dem sie
exemplifizierend ins Gesicht geschmiert: seien

sie meine oder deine: halt den Mund!
Ein Absatz, der auf deinem Fuß beruht, ist Schund!
Wie recht du hast: ich brauche keine Muse nicht!
Um hart zu dichten, fang idch an beim Grind,
der meinen Kopf belagert, wo die Unterschiede sind,
die Schichten im Schädel, wo das Licht mir schadet.


23 Stiletto, gevloerd

Murw geslagen onder de hiel van je krullen,
die dan wel van verre, maar des te harder beuken,
tot spaanders, verbrijzeld, opengekrabd, aan stukken,
verwacht jou mijn oog van nu af aan in kreukels.

Wat was je mooi, toen ik jou neuken wilde!
Wat was het helderbruin van je logorrhea egaal!
Als door insectenloepen vermonstert revolte
convexe convulsies, in ‘t commemoriseren twee maal.

Voor mijn gedichten: jij wat nul is.
(en alles, elke nul heeft nog een kijkgat)
Vast staat, ik val in mijn eentje uit elkaar.
Kloof totaal niet in het uur vullis,
met stuk part verrichtende mijn stifts gebruik.
Lig vast aan de grond, waar mij vond,

uitvond en waagde ik als verschrijfmachine.
Want alle assonanties zijn symptomen
van besproken tongen, die, aangevreten door de
hunkering, een richting waarin vlieten stromen

te treffen met de uiteinden van haar woorden
komma’s hypotaxen zeurderijen,
met de kwelling neer te zijn gekwakt op de plek die zij
tot exempel in het gezicht gesmeerd: of zij

nou mijn of dijn zijn: houd je smoel!
Een hak die op jouw voet berust, is smeerboel!
Klopt helemaal: ik heb niks geen muze nodig!
Om hard te dichten, vang ik bij het hoofdzeer aan,
dat mijn kop belaagt, waar de verschillen zitten,
de schaften in de schedel, waar het licht mij schaadt.


Vertaling: Lucas Hüsgen


62 Das Lunatikerlied

Auf der anderen Seite vom Mond
fragt niemand mehr, ob es sich lohnt,
mit dem Stift in der Hand und den Wörtern als Pfand
von Produkten des Mundes zu leben.

Auf dem Mond bleiben Wanduhren stehen,
um Blankscheiben ähnlich zu sehen
und als einzige ticken Mikroben, die ficken
dort oben ganz hinten am Mond.

Dort herrscht Eitelkeit und Staub,
Leere, Dreck und totes Laub,
Zwischenzustände, durchschaute Köder,
kahles Licht an öden Stellen,
blasser Mist und Kram im Hellen,
das satte Glühen kommt vom Moder.

Nie aufgeklärt oder gekitzelt
wurden Blankscheiben, und das ist spitze:
ihre Meinung ist matt, seidig strahlend und glatt,
ohne waberndes Schattengeritze.

Ja so kühl liegt das Schwebende blank,
niemals heftig, nie sicher, nie krank,
sondern gleißend und roh und versiert seines So-
Seins unsicher gefasst wie Gedank.

So leben wir kratzend wie Katzen in Schachteln,
wie Pixel im All, wie barfuß im Traum,
ab und zu schlitzen Nägel uns redlich sPapier,
das uns von den Kratern, besonnten und kalten,
den Fußstapfen, Felsen und Fahnen im Raum
trennt. Und wir ahnen: Wir leben wie Fahnen, alleine und hier.


62 Het maanziekenlied

Aan de andere kant van de maan
vraagt geen mens meer: wat heb je eraan
met de stift in de hand en de woorden als pand
van hetgeen de mond voortbrengt, te leven.

Op de maan blijven wandklokken staan,
om voor blanke plaat door te gaan,
slechts microben tikken, die liggen te krikken
daar boven, helemaal achterop de maan.

Daar heerst stof en ijdelheid,
leegte, en dor blad, en slijk,
tussenfasen, het lokaas gespot,
troosteloos licht op plaatsen die kaal zijn,
en op helle plekken, zooi en troep die vaal zijn,
het diepe gloeien komt voort uit de rot.

Nooit opgehelderd of geprikkeld
werden blanke platen, en dat is hartstikke
mooi: hun mening is mat, zijdeglanzend en glad,
zonder schaduwgekerf dat flikkert.

Ja, het blank zweeft zo koel-laconiek,
nooit eens heftig, of zeker, of ziek,
maar juist glinsterend, ruw en bedreven met zijn zo-
zijn onzeker gevat in het denkmechaniek.

Zo leven we krabbend als katten in dozen,
als pixels in space, als blootsvoets in dromen,
en soms klieven nagels ons nog knap het papier
dat ons van kraters, de zonovergoten, de koude,
de voetstappen, klippen en vaandels in dit onderkomen
scheidt. En we bespeuren: we leven als vaandels, in eenzaamheid, en hier.


Vertaling: Catharina Blauwendraad

Ook Erik de Smedt vertaalde werk van Ann Cotten, waaronder Nederlandstalige versies van ‘Solidus’ (uit Florida-Räume), verschenen in tijdschrift nY 2009/3.


woensdag 15 juni 2011

17 juni 2011: Weiss / lectu re per formance

Met Maja Jantar en Heike Fiedler

Maja Jantar is behalve regisseur en plastisch kunstenaar ook een multilinguïstische en multidisciplinaire stemkunstenares. Sinds 1995 reist zij door heel Europa met haar woordkunstwerken, vaak vergezeld van het theatergezelschap Crew. Het experiment met poëtisch geluid en het reizen door klanken en tonen staat centraal in haar optredens. Vanavond toont zij haar nieuwste project in Perdu: een performance rond de kleur wit.
Bekijk eerder werk van Maja Janter op www.myspace.com/majajantar.

Heike Fiedler werkt op het snijvlak van tekst, geluid, en beeld. Haar oeuvre bestaat uit optredens, installaties, publicaties en interventies in de publieke ruimte. In haar programma "lectu re per formance" vindt een vermenging van tekst, beeld en geluid plaats, alsook een vermenging van mens en techniek. De poëzie is experimenteel, maar ook sterk lyrisch. De evocatieve teksten roepen o.a. op tot geweld tegen vrouwen en sociaal engagement, en vormen Heike's visie op het l'art pour l'art-principe van de 21ste eeuw. Bekijk het werk van Heike Fiedler op www.myspace.com/heikefiedler.

Aanvang 20:30 uur; zaal open 20:00 uur. Reserveren kan via het webformulier op de site van Perdu.

Joshua Craze op de avond 'Ruimte: grenzen'

Op 27 mei vond in Perdu de avond 'Ruimte: grenzen' plaats. Joshua Craze, filosoof en antropoloog, sprak over legaliteit en illegaliteit, populisme en de illusie van de dichte grens.

Zijn lezing is nu in zijn geheel op YouTube te bekijken.





zondag 12 juni 2011

Essay over de Codex Seraphinianus

Het essay dat Sake van der Wall vrijdag 10 juni in Perdu voorlas over de onleesbare encyclopedie de Codex Seraphinianus.


Een bril kruipt uit een oog

1.

Verschillende boeken zijn om verschillende redenen ‘onleesbaar’ genoemd, maar merkwaardig genoeg krijgen alleen boeken die bedoeld zijn om te lezen deze kwalificatie.

Nooit zal iemand bij het openslaan van een pop-up boek, een fotoboek of een kunstboek met alleen maar abstracte afbeeldingen uitroepen ‘dit is onleesbaar’, net zoals niemand van een stoel of een ei zal zeggen dat het onleesbaar is.

De term ‘onleesbaar’ is met andere woorden alleen van toepassing op objecten de leesbaar zouden moeten zijn, maar waarvan het op de een of andere manier niet lukt om ze te lezen. Als een boek onleesbaar is, is er iets mis, net zoals er iets mis is met een cd of diskette die niet door een computer kan worden gelezen.

Wat kan het probleem zijn? Het boek kan saai zijn (sommige autobiografieën) of moeilijk, of vol wartaal staan.

De reden kan echter ook bij het schrift liggen. De hiërogliefen golden tot Champollion ze in 1822 ontcijferde (wat overigens een vreemd woord is in dit verband) als onleesbaar. Tegenwoordig gelden nog het Rongorongo, van de oorspronkelijke Polynesische bevolking van Paaseiland, en het Linear A, van Minoïsche beschaving op Kreta, als onleesbaar.

Deze teksten zullen echter door iedereen die met schrift bekend is als tekst worden gezien, en daarom als betekenisvol, en daarom leesbaar. Onleesbaarheid is zo op zijn best een voorlopige kwalificatie. Teksten zijn in principe altijd leesbaar, ze vragen om gelezen te worden

Sommige dichters experimenteren met dit gegeven. In de zogenaamde a-semische poëzie worden teksten geschreven in een onbekend, zelfverzonnen schrift. Een voorbeeld is The Giant’s Fence van de Amerikaan Michael Jacobson, een a-semische novelle van 89 pagina’s uit 2006. A-semische teksten hebben geen vooropgezette betekenis en de tekens corresponderen niet met letters of woorden uit een bekende taal, waardoor de teksten niet vertaalbaar zijn. Hoe een cryptograaf ook zijn best doet, hij zal de code van een a-semische tekst niet kraken.

Niet ieder patroon op papier wordt als schrift gezien, net zoals niet ieder geluid als spreken wordt herkend, ook al komt het uit de mond van iemand. Waarom krijgt het ene onbekende patroon wel betekenis toegedicht, en het andere niet? Wat zien we wanneer we naar een tekst in een onbekend schrift kijken? Wat gebeurt er wanneer we een blad vol onbekende tekens voor ons hebben? Als we de tekst proberen te lezen zal onze aandacht getrokken worden door bekende elementen, zoals regelmatig terugkerende patronen of typografische bijzonderheden. Onze blik richt zich dus op de picturale aspecten van de tekst. Op de eerste pagina van The Giant’s Fence zie ik bijvoorbeeld poppetjes achter elkaar aanrennen, een poppetje op de uitkijk staan voor een schip, en een poppetje door de knieën zakken alsof hij is neergestoken.

Een a-semische tekst kan niet onmiddellijk als zodanig herkend worden, omdat eerst een vertaalpoging moet zijn mislukt. De mislukking levert echter betekenis op. We hebben er elementen in herkend, dingen in gelezen. Dit geldt zeker bij sterk beeldende schriften, zoals dat van de the Giant’s Fence, maar ook bij abstractere a-semische teksten, die gebruik maken alfabetisch a-semisch schrift.

Volgens de Oostenrijkse filosoof Ludwig Wittgenstein zijn er twee vormen van waarnemen. Naast het conventionele begrip zien, waarbij er eigenschappen worden waargenomen, zoals kleur, grootte en vorm, bestaat er volgens hem zo iets als ‘aspecten zien’ of ‘zien-als’. De bekende eend-haas-figuur uit de gestaltpsychologie kan de ene keer als eend, de andere keer als haas worden gezien, terwijl aan de figuur niets verandert. Hij krijgt niet opeens andere eigenschappen, er worden slechts andere interne verbanden gelegd. Het aspect is dus niet materieel. ‘Zien-als’ is immateriële vorm van waarnemen.

Wittgenstein benadrukt dat het ‘zien-als’ iets anders is dan interpretatie. Het is geen waarnemen plus denken, maar een vorm van waarneming.

We kunnen een driehoek zien als een geometrische figuur, een urinoir als kunstvoorwerp of een bepaald teken als een speer die naar het hart van de zon steekt, zoals ik op de eerste pagina van The Giant’s Fence zie. Als we een tekst in een onbekend schrift proberen te lezen, zien we elementen uit die tekst als bekende elementen.

Eens aspect kan plots oplichten, en het volgende moment weer verdwijnen. ‘Zien-als’ is instabiel. Het ene moment zien we in een a-semische tekst allemaal betekenissen, het volgende moment zijn die ons weer ontglipt. In a-semische teksten vindt een voortdurende wisselwerking tussen herkenning en het vreemde plaats.


2.

In 1944, 35 jaar voordat de Codex Seraphinianus uitkwam, verscheen een samenvatting van het werk. Ik citeer:

Wat ik in mijn handen hield was een uitgebreid methodisch fragment van de complete geschiedenis van een onbekende planeet, met haar architecturen en speelkaarten, met de ontzetting van haar mythologieën en het gedruis van haar talen, met haar keizers en haar zeeën, met haar mineralen en haar vogels en haar vissen, met haar algebra en haar vuur, met haar theologische en metafysische oneindigheid.

Het fragment komt uit een verhaal van Borges, Tlön, Uqbar, Orbis Tertius, waarin de verteller bij toeval op een encyclopedie van een imaginaire planeet stuit. De overeenkomsten tussen de encyclopedie van Tlön en de Codex houden echter al snel op, omdat de encyclopedie uit Borges’ verhaal alleen maar een andere wereld beschrijft, terwijl de Codex Seraphinianus uit een imaginaire wereld komt en deze tegelijkertijd beschrijft.

Borges kan uitgebreid ingaan op de metafysica van de bewoners van Tlön, omdat zijn encyclopedie in het Engels is opgesteld. De metafysica van de bewoners van het Universum van Seraphini – een metafoor die hier letterlijk kan worden genomen – kan slechts met moeite gereconstrueerd worden. De toelichtende teksten bij de afbeeldingen uit de Codex Seraphinianus zijn namelijk opgesteld in het onbekende schrift van de imaginaire wereld.

Deze teksten zijn voor een cryptograaf een doolhof met doodlopende paden. Boven een soort van index staan vijf letters die echter moeilijk ‘index’ kunnen betekenen, omdat twee van de letters hetzelfde zijn. In de tekst staan tabellen, schema’s en taxonomieën, zonder dat het duidelijk is wat er in staat. In de kopteksten van de eerste drie hoofdstukken staan 53 verschillende tekens, meer dan twee keer zo veel als in het alfabet. Steeds wanneer de cryptograaf denkt door een sleutelgat naar de betekenis te kunnen kijken, blijkt het sleutelgat een optische illusie.

De mooiste doodlopende weg is ongetwijfeld hoofdstuk acht – in het totaal kent de Codex elf hoofdstukken – dat geheel is gewijd aan taal. Op één van de afbeeldingen, zien we hoe iemand met een vergrootglas naar de lijnen van letters kijkt, waardoor blijkt dat de lijnen, afhankelijk van het woord, uit vissen, mensen of autowegen bestaan. De betekenis van een woord, lijkt zo de materie van de tekst te bepalen. Op een andere afbeeldingen zien we iemand die tekst kwijlt, of iemand wiens woorden op zeepbellen verschijnen.


De afbeelding van de Seraphiniaanse versie van de steen van Rosetta, springt echter het meest in het oog. De heilige graal voor vertalers is echter onbruikbaar, omdat de andere taal op de steen ook een onbekend schrift is. Het Universum van Seraphini blijft, zoals een universum dat hoort te zijn, gesloten.

In 2009 vertelde opsteller van de encyclopedie, Luigi Serafini, wat veel lezers van de Codex al wisten: de teksten uit de Codex zijn a-semisch. Het was de eerste keer, sinds de publicatie in 1981, dat hij publiekelijk commentaar gaf op het boek.


3.

Wie een tekst ziet, verwacht betekenis. Wie een boek openslaat, verwacht een betekenisvol geheel. Als dat boek een encyclopedie is, verwacht hij uitleg, systematiek en een zo volledig mogelijk overzicht van de kennis van een bepaald gebied. Als dat boek, zoals de Codex Seraphinianus, een thematisch geordende encyclopedie is, in contrast met een alfabetisch geordende, zoals de Winkler Prins, verwacht hij ook systematische ordening van die kennis. Wat bij elkaar hoort, staat bij elkaar. De planten bij de planten, de zoogdieren bij de zoogdieren, de gebruiken bij de gebruiken. De thematische encyclopedie legt vast, ordent, deelt in. Ze bevat een filosofisch verhaal.

Wat is het filosofische programma van de Codex Seraphinianus? Wat zegt de wijze waarop kennis wordt ingedeeld over onze kennis, over waarnemen en over onze manier van classificeren?

Met classificeren brengen we niet alleen orde aan in onze kennis, maar verarmen en versimpelen we die kennis ook. In het universum is geen object gelijk aan een ander, in een classificatie worden juist de overeenkomsten tussen objecten benadrukt. Unieke eigenschappen worden genegeerd, gedeelde eigenschappen die niet voor de classificatie ter zake doen worden ondergeschikt gemaakt. De domesticeerbaarheid van katten, is voor een taxonoom minder interessant dan zijn poten, zijn gebit, zijn ogen, of andere kwalificaties waardoor hij in de familie van de katachtigen valt, anders was hij waarschijnlijk in één categorie met honden geëindigd. De eigenschappen die niet tot de essentie van het dier horen, onttrekken zich aan het wetenschappelijk ordenend oog.

Het Aristoteliaanse systeem van classificatie op basis van een gedeelde essentie, dat wordt uitgedragen door thematische encyclopedieën, is op verschillende manieren bekritiseerd. Sommige filosofen hebben bijvoorbeeld het vogelbekdier gecultiveerd als het schoolvoorbeeld van een object dat in geen enkele categorie valt, terwijl antropologen stammen hebben ontdekt die een mes bij een aardappel indelen, omdat de één wordt gebruikt om de ander mee te snijden. Allen probeerden te laten zien dat de wetenschappelijke categorieën geen blauwdruk van het universum zijn en dat er andere principes zijn waaronder je kunt ordenen.

In het verhaal De analytische taal van John Wilkins van Borges wordt ‘een zekere Chinese encyclopedie’ aangehaald waarin staat dat ‘de dieren kunnen worden verdeeld in: a) die de Keizer toebehoren, b) gebalsemde, c) tamme, d) speenvarkens, e) sirenen, f) fabeldieren, g) loslopende honden, h) die in deze indeling voorkomen, i) die in het rond slaan als gekken, j) ontelbare, k) die met een fijn, kameelharenpenseeltje getekend zijn, l) et cetera, m) die juist een kruik gebroken hebben, n) die uit de verte op vliegen lijken.’

Toen de filosoof Michel Foucault deze indeling las, moet hij zo hard lachen dat hij besloot om Le mot les choses, zijn eerste hoofdwerk te schrijven :

Dit boek vindt zijn geboorteplaats in een tekst van Borges. In de lach die bij het lezen van de tekst alles, waaraan het denken – namelijk óns denken zoals dat bij onze tijd en bij ons aardrijkskundig besef behoort – mee vertrouwd is, dooreenschudt; want die lach ondermijnt alle geordende oppervlakken en alle schema’s die voor ons het het gewemel der levende wezen tot rust brengen; en ons duizend jaar oude omgaan met de begrippen van het Zelfde en het Andere wordt er voor lange tijd door aan het wankelen gebracht en verontrust.

De lach komt ook vaak op bij het lezen van de Codex Seraphinianus. Maar het is over het algemeen een vriendelijker lach, een spottende glimlach, de lach van parodie, geen demonische lach die het denken omverblaast, maar een intelligente lach van iemand die een ander wijst op een onverwachte gelijkenis tussen twee objecten of op een absurditeit in ons denken.

De Codex Seraphinianus kan dan ook niet gelezen worden als een rechtstreekse kritiek op en ondermijning van de Aristoteliaanse categorieën.

De doorbraken zijn vaak zo absurd dat ze niet als een serieus alternatief kunnen worden gezien voor bestaande classificaties. Niemand zal het onderscheid tussen natuurlijke objecten en artefacten verwerpen, nadat hij de reeks plaatjes heeft gezien over de oorsprong van de stoel, waarin we zien hoe op een eiland een stoel groeit, waar uiteindelijk een halfnaakte vrouw op gaat zitten rusten na het schaatsen. Ander absurde doorbraken zijn die tussen het organische en het anorganische, tussen het levende en het dode.

Ook zijn de afgebeelde objecten, vaak niet vreemd maar juist heel herkenbaar, waardoor ze de categorie juist bevestigen. We herkennen de schaar in de plant en de ballpoint op de plek van de arm. De absurditeit is zo pregnant dat we niet de behoefte voelen om de categorieën arm, plant en schaar aan nader onderzoek te onderwerpen. Het is dan ook vaak opvallend eenvoudig om de objecten te benoemen. De kotsende paprika, de aardappelkraan, de naaisalamander, de wandelende paraplu, de kikvorsmensen, de regenboogmachine, de meidans rond de koelkast. Taal is, met zijn categorieën, vaak goed thuis in het Universum van Seraphini.

Er zit echter af en toe zand in de machine. Onbenoembare objecten. Onbegrijpelijke machines. Afbeeldingen die heel geestig zijn, maar waarvan de betekenis maar ten dele duidelijk wordt, zoals de godsdienstige afbeelding waarbij een donkere vrouw op rolschaatsen, met een kind in de armen naar een extatische, halfnaakte, blanke vrouw rijdt. Op de grond liggen de colaflesjes en sigaretten keurig geordend.

Wat ooit herkend werd, wordt vreemd. De wisselwerking tussen het herkenbare en het vreemde, die manifest was bij het lezen van de a-semische teksten, zet zich door in de afbeeldingen en in de overkoepelende structuur van een encyclopedie.

Hoe verder in het boek hoe overheersender en angstaanjagender het vreemde wordt. Niet toevallig zijn deze latere hoofstukken gewijd aan dingen die met de mens te maken hebben: de mens zelf, sport en spel, geschiedenis, cultuur, steden. Als er een politieke boodschap in de Codex Seraphinianus zit, moeten we hem in deze ontwikkeling zoeken.

Een naakte man die wielen heeft in plaats van voeten, jaagt ons meer angst aan dan een luciferplant. De man en de vrouw die met alleen maar bergschoenen aan samen aan het dansen onder een springtouw, komen vreemder op ons over dan de regenboogdiertjes. De necropolis, gebouwd van glazen doodskisten, maakt meer indruk dan de onderzeese burcht van de naaidiertjes. Een oog dat openbarst als een ei, waarna er brillen uit fladderen, is verontrustender dan een gespleten nijlpaard.

In deze hoofdstukken komen ook een aantal maatschappijkritische prenten voor. Een generaal als lege huls, die met een zwaard zwaait en een leger van tinnen soldaten aan een touwtje heeft. Een gladde heer in pak, wiens mouwen naadloos overgaan in zijn zakken, die meerdere, platte gezichten op zijn nek heeft. Zijn hoofd is zowel januskop als windvaan.


4.

Het filosofische narratief van de Codex, gaat, concluderend, over de encyclopedie zelf. Omdat de betekenis eerst niet manifest is, wordt onze aandacht getrokken door de formele kenmerken van de encyclopedie. De wetenschappelijk aandoende plaatjes, de tabellen, grafieken, schema’s, oorsprongsgeschiedenissen. De uitleg die overal wordt gegeven. En vooral op het aspect van classificeren zelf.

Doordat er uitgelegd wordt, zonder dat we uitleg krijgen, doordat we betekenis zien, zonder dat we betekenis krijgen, doordat er wordt geclassificeerd met categoriedoorbrekingen, lichten er nieuwe aspecten van bekende objecten op. We zien een vis, die met zijn ovalen lichaam half boven het wateroppervlak uitsteekt en zijn staart als een wenkbrauw boven zich krult – we zien die vis als een oog. We zien onverwacht verbanden. Vanuit de zee worden we aangestaard.

Zo lichten voor het wetenschappelijk getrainde oog nieuwe aspecten op. De objecten worden gestript van hun categorieën, vergeten eigenschappen vouwen zich uit. De simplificatie die een classificatiesysteem tot gevolg heeft, wordt opgeheven door de encyclopedie, een classificatiesysteem.

zaterdag 11 juni 2011

Terrarium

Deel 2 uit het 7-delige gedicht dat Han van der Vegt gisteren bracht naar aanleiding van de avond over de Codex Seraphinianus.

Terrarium

II

Je hebt meerdere gezichten maar ze lijken allemaal op jou.
Steek dat wat je op hebt in brand en niemand zal je meer herkennen.
De mensen om me heen bewonderen de felheid waarmee je leeft.
Je grijpt je vast aan de hoorn van een langs denderende rinoceros
en springt op zijn rug. Hij draagt je door de menigte naar een ronde deur
die hij verbrijzelt in zijn draf. Hij komt tot stilstand op een meter
van een in marmer gekaderde binnenvijver. Zijn voorpoten
schuren haperend over de tegels, maar hij komt niet meer vooruit.
Glijd je van hem af, dan zie je dat zijn achterlijf is verkankerd
tot een berg borrelend vlees, ingelegd met veelkleurige parels.
Hij lispelt. Zijn grote lippen beven. Om zijn leed te bekorten
draai je zijn hoorn los. Met een felle luchtstoot loopt hij leeg en blaast je
achterover het water in. Je loopt over een laag eieren
op de bodem naar waar de golfslag zwaarder wordt, het licht helderder.
Een paar vissen slobbert gulzig weg wat er nog rest van je gezicht.
Drie zetten er gezichten op die uit je tas zijn weggedreven
waarmee ze pogen je te waarschuwen, maar ze zeggen alle drie
iets anders. Wat kunnen je eigen monden je voor nieuws vertellen?
Vlucht voor hen weg. De eierschalen breken onder je hakken
en bloeien open met bloemen die in hun hart een dooier dragen.
Je pakt er twee. Je blaast ze door de steel op met je laatste adem
en maakt ze vast aan je schouders. Zo drijf je naar de oppervlakte.

dinsdag 7 juni 2011

10 juni 2011: Codex Seraphinianus

De complete geschiedenis van een onbekende planeet

Met Han van der Vegt, Willem Kuiper e.a.


De Italiaanse kunstenaar Luigi Serafini publiceerde dertig jaar geleden een encyclopedie, de Codex Seraphinianus, van een niet bestaande wereld. Het boek staat vol met surreële afbeeldingen, toegelicht in een onleesbaar schrift, die op een vreemde manier herkenbaar zijn. Een afbeelding van skeletten die staan te wachten om in een machine aan te worden gekleed in vlees en huid, een reeks afbeeldingen van een copulerende man en vrouw die langzaam samensmelten tot een krokodil, een afbeelding van een ei met vleugels en pootjes.

In Perdu gaan we op bezoek in de wereld van de Codex Seraphinianus. Wat zegt de verbeelding van Serafini over onze wereld? In hoeverre kunnen we de Codex vergelijken met Middeleeuwse manuscripten, waarin wetenswaardigheden werden beschreven over mensen ‘zonder hoofd, met ogen in hun schouders en twee openingen in hun borst als neus en mond’? Dichter Han van der Vegt draagt voor uit zijn reisverslag van de wereld van Serafini.

Aanvang 20:30 uur; zaal open 20:00 uur. Reserveren kan via het webformulier op de site van Perdu.

woensdag 1 juni 2011

Meertalige gedicht van Bernke Klein Zandvoort

Afgelopen 20 mei stond het begrip 'Overtaligheid' centraal in Perdu. Naar aanleiding van het jongste nummer van het Vlaamse literaire tijdschrift nY over meertaligheid, had de redactie van Perdu een aantal vooraanstaande Nederlandstalige dichters gevraagd om in een andere taal te gaan werken. Eén van die dichters was Maria van Daalen. Daar zij zelf niet aanwezig kon zijn, had zij speciaal voor deze avond haar voordracht opgenomen. Mocht u de YouTube-beelden willen zien, dan kun u contact opnemen met de dichteres zelf (mariavandaalen [at] gmail [dot] com).

Een andere dichter die op het verzoek van de redactie was ingegaan was Bernke Klein Zandvoort. Zij bracht het volgende ten gehore:


QUEEN ANNE

1.
het liefst hang je op het hoogste dek
over de reling naar beneden
de staalconstructie mountainsteep
keeps you captive
zoals de sluiter in z'n binnenste
steden bergt
exotische markten opgesloten onder luifels
waar jij je weerde
in your defense
de zon die zich in scherpe banen door de gaten perste
tegen de rug
of your hand

liever verblijf je among the cabins
considering every move you make
companion of Her Magnitude

She who,
vleit de ruimte without curves
flattens between horizon en tijd
twee parallele lijnen

in an ever expanding trip

waar jij
alle oceanen tot een straight road aan elkaar plaveit

en elke andere morgen een andere haven
vergezeld door kleine schepen
dobbervlotjes sharpening de punt van de vloot
buigt de boeg het aanmerende water

but rather you see how
vanaf het hoogste dek that keeps on rising

gracieus een stad door de knieen
beest dat langzaam liggen gaat
gently rests his head

feeding the fire
in alle machinekamers
seizing the sublime


2.
Queen Anne slaapt zichzelf de haven binnen
verzonken in de laatste dromen
deepens de vaargeul dieper na
at the shore she covers up
rekt zich in my sight

diepte thins out
een muur doemt op

the becoming of a place

in which de meeuwen indoors vliegen
drukke cirkels maken with big branches
in their snavels
dragen hun part on this construction site

achter het dranghek de muur keeps rising
Her Magnitude zet slowly in
embraces langzaam every sound
uitkomst is altijd intersection
her appaerence een snijpunt van lines

i shiver with this invading colonne
who grows and grows because of all the places she has been
i tell myself
on a circular way is de maximum afstand always hetzelfde
daarna verandert verte in closer-by

vanaf de staalconstructie mountainsteep
kaatst een black dot tiny terug

een vliegtuig trekt in een diagonal line over het schip heen

krachtmeting between the beautiful
sublime
and the birds
beaks




Bernke Klein Zandvoort draagt voor op de presentatie van De Revisor 2010.1 from Revisor on Vimeo.