maandag 26 april 2010

7 mei 2010: De roman in perspectief

Met Jan Hein Hoogstad, Frans-Willem Korsten en Daniël Rovers.

In ‘Bespaar me je literaire genietingen’ (NRC Handelsblad, 5 februari 2010) pleit Bas Heijne voor nieuwe kritische impulsen betreffende het romangenre, die voorbij gaan aan wat hij noemt het ‘voortsukkelende, door begripsverwarring beheerste debat over de noodzaak van schrijversengagement.’ Of hij hier zelf in slaagt, valt natuurlijk te betwijfelen. In ieder geval zijn wij het erover eens dat er sterke behoefte is aan een ander theoretisch geluid aangaande het genre van de roman.

Stichting Perdu start om deze reden een reeks avonden waarbij verschillende sprekers uitgedaagd worden een scherpe, frisse visie te formuleren, zich te positioneren ten opzichte van de vraag wat (bijvoorbeeld de esthetische) waarde van de roman eigenlijk nog inhoudt. Met het engagementdebat achter ons, gaan we op zoek – al dan niet met behulp van inzichten uit theoretische betogen van onze grote voorgangers – naar nieuwe, doordachte perspectieven op de bijzonderheid van de roman.

Tijdens de eerste aflevering zullen Jan Hein Hoogstad, Frans-Willem Korsten en Daniël Rovers op deze vraagstelling ingaan. Hoogstad is werkzaam als docent Literatuurwetenschap en Cultural Analysis aan de Universiteit van Amsterdam. Korsten is bijzonder hoogleraar ‘Literatuur en samenleving’ aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Rovers is verbonden aan o.a. de letterenfaculteit van de Vrije Universiteit Brussel. Van hem verscheen onlangs de roman Elf.


Aanvang 20:30 uur; zaal open 20:00 uur
Reserven - al dan niet met behulp van inzichten uit theoretische betogen - kan door te klikken op het volgende woord.

zaterdag 24 april 2010

De kinderen van de Eyjafjallajökull

De wereld is volledig in kaart gebracht en er is zo goed als geen terra incognita meer. Het aprilnummer van DW B, Terra recognita, brengt daar verandering in. Samenstellers-expeditieleiders Bas Groes en Patrick Bassant verzamelen een aantal schrijvende en beeldende kunstenaars om nog niet ontdekte plaatsen in kaart te brengen, of bestaande plekken nieuw leven in te blazen. Perdu ontving de expeditie. Lees hier de introductie die Bas Groes op Terra recognita hield. Over Eyjafjallajökull, google maps en de witte kliffen van Dover.

De kinderen van de Eyjafjallajökull

Door Bas Groes

Eerder vandaag, toen ik de veerboot van Dover naar Calais nam, begreep ik dat de IJslandse vulkaan waar niemand anderhalve week geleden ooit van gehoord had, de Eyjafjallajökull, deze DWB obsoleet had gemaakt. De route die ik nam ging in tegen een stroom vluchtende Britten die hunkerden om de witte kliffen van Dover te zien, en uit te barsten in een collectief gezang van Rule Britannia. Normaal ruziënde echtparen met klierende kinderen hadden begrepen hoe groot de afstand tussen Istanboel en Athene werkelijk was; hoe het landschap van Midden-Europa eruitzag, rook en voelde; zakenmannen wisten hoe lang een taxirit van Genève naar Calais duurde; groepen gepensioneerden die elkaar anders niet hadden kunnen luchten hadden samen een touringcar gehuurd om verdwaasd als een groep stonede hippies van Spanje naar de Franse havenplaats te reizen. De drie maanden eerder nog vervloekte Eurostar, werd vereerd als een gouden koets; groepen studenten vulkanologie zaten vast op Sumatra. Sommige mensen moesten zelfs het laatste stuk naar de boot lopen, wel twee kilometer. Omdat de batterijen van hun mobiele telefoons en TomToms leeg waren, moesten ze zich als een soort postmoderne Aboriginals oriënteren op de zon en het landschap, en dat werkte prima, ontdekten ze. Heathrow was een spookstad geworden waar het personeel verveeld op de stoepen rondhing. En in de vliegtuigloze hemel van Londen konden wolken onopgejaagd traag voorbijdrijven, en men kon vogels horen fluiten. In mijn geestesoog zag ik een wereld van wanhopig wachtende en uitgeputte mensen, gevangen op vliegvelden waar ze zich wasten in toiletten en zich verbaasden over die bekende vreemdeling die ze in de spiegel aanstaarde. Ik zag verliefde stelletjes die hun argeloos geboekte stedentrip met Ryanair vervloekten, en zichzelf hadden verschanst in een hotelkamer, met lege zakken fastfood op het tapijt terwijl ze met bloedende nagels het behang van de hotelkamer loskrabden. Mensen hadden het gevoel wat het is om thuis te zijn, en om geworteld te zijn in de grond die hun had voortgebracht, herontdekt. Zij waren herboren, als mens, als zichzelf.

Ik stond op de achtersteven van The Pride of Dover naar Engeland te staren en bedacht me dat er ook een andere reactie was, één die niet op de televisie werd uitgezonden. Misschien kwam het omdat ik op dat moment geen vaste grond onder de voeten had, of omdat ik vannacht onrustige dromen had gehad. Of misschien kwam het omdat ik onlangs veel te veel J.G. Ballard had gelezen. Zoals altijd had deze visionaire schrijver deze crisis voorspeld. In z’n verhaal ‘Having A Wonderful Time’ wordt door middel van ansichtkaarten verteld hoe het probleem van de werkelozen in Midden- en Noord-Engeland wordt opgelost door ze naar permanente vakantiekampen op Las Palmas te vliegen om ze vervolgens nooit meer terug te laten keren. Eerst proberen ze nog terug te komen, maar al snel gaan ze volledig op in de oneindige activiteiten. Wat ik ook in deze vluchtende mensen zag, was geen wanhoop of uitputting, maar een vonkje van potentie, de mogelijkheid op een andere manier te leven, om de wereld te zien voor wat hij werkelijk was. Achter de wanhoop zag ik een vreemde, regressieve, bijna dierlijke impuls, een glinstering in de ogen die bewijs was van het feit dat mensen eindelijk weer écht konden zien. Ik wist dat er een nieuw soort mens was ontstaan – de kinderen van de Eyjafjallajökull, waar de kranten niet over berichten. Er was een tweede groep mensen die besloten had nooit meer naar Groot-Brittannië terug te keren en zich over geven aan een spontane zwervende impuls die in hun was ontstoken. Ze gaven hun keurige, geordende levens op, en kozen voor een dwalend bestaan, op zoek naar de schepping van een nomadisch ras, en een nieuwe wereld.

Ik staarde naar de lege ruimte die zich voor me uitstrekte, en het witte spoor dat de veerboot in het grijsgroene water trok. En ik zei hardop, ‘Brave New World’. Ik dacht niet aan de sciencefictionutopie van Aldous Huxley, waar, in het London van het jaar 2540 de mensheid was ondergebracht in een voor altijd vredige wereldstaat. Ik dacht aan de tekst waaraan Huxley z’n titel ontleende, Shakespeare’s The Tempest, of De storm, waarin Miranda utopisch uitroept: ‘O wonder!/How many goodly creatures are there here!/ How beauteous mankind is!/ O brave new world! That has such people in’t.’ Net als Miranda verwonderde ik mezelf over de onverschrokken nieuwe wereld met mensen die zichzelf en de wereld herontdekt hadden. IJsland mocht van mij de gestolen Icesave-miljarden houden en ik wilde alle IJslanders kussen en hen bedanken voor de glorieuze openbaring die hun gewelddadige vulkaan ons universum had geschonken.

De kinderen van de Eyjafjallajökull waren ontsnapt aan de totaalcartografie waaraan ons hedendaagse bewustzijn is onderworpen. Onze wereld was volledig verkaart door eeuwen steeds rationelere, opgeschoonde cartografie, en nu virtueel gemaakt door Google Earth, Street View en gps-systemen, zodat er nu geen terra incognita meer te verkennen was. Waar kon de homo ludens nog spelen? Maar dit ras was ontvlucht aan de steeds agressievere observatie van de publieke en de privéruimte, het gesloten circuit van videosurveillance en veiligheidsbeambten, aan bedrijven en privédetectives die databanken met gegevens doorploegen om uit te vinden wie we zijn en wat we moeten willen. Zij hoefden zichzelf niet langer zogenaamd vrijwillig te promoten op Facebook, Hyves, en MySpace. Zij waren bevrijd van het juk van hun steeds verder krimpende identiteit.

Door in de scheur die in de werkelijkheid was ontstaan weg te glippen, waren de kinderen van de Eyjafjallajökull onglipt aan de moderne machtsstructuren die ons allen tot kinderen maken in plaats van ons een volwassen houding tot anderen en de wereld toe te staan. In plaats van de verontnergensing te accepteren, weerstond deze hoogontwikkelde mensensoort dit proces juist door zich de wereld opnieuw toe te eigenen en in kaart te brengen door haar te beschrijven met nieuwe, eigen verhalen en een aprocriefe, collectieve geschiedenis.

Daar op de achtersteven van The Pride of Dover realiseerde ik me dat er dankzij die vulkaan met die onuitspreekbare naam een mondiaal experiment was ontstaan dat al het harde werk dat Patrick Bassant en ikzelf in deze aflevering van DWB hadden gestopt, had afgetroefd en overbluft. Dankzij deze uitbarsting van de natuur, dankzij dit geweld van toevalligheid, was de wereld een gigantisch Terra recognita-laboratorium geworden: mensen hadden echte, materiële ruimte herontdekt. Ze waren losgekoppeld van hun computers, mobiele telefoons en gps, en weer aangesloten op de wereld en hun medemens.

Ik staarde naar de witte streep water voor me en vroeg me af hoe lang het zou duren voordat de wereld zou terugkeren naar de normale gang van zaken. Ik wist dat de vulkaan wat zou nasputteren en zich, na een laatste doodsreutel, weer koest zou houden. Het zou niet lang duren voordat mensen hun beproeving zouden vergeten. Sommigen zouden er, bladerend door een schijnbaar oneindig elektronisch fotoalbum, een heldenverhaal van maken, en anderen zouden met nostalgie terugdenken aan hun homerische wereldreis, toen zij zich weer even écht mens voelden. Misschien was er nu al een zakenman die op z’n BlackBerry z’n secretaresse in New York de opdracht gaf een reis naar Peking te boeken. Ik kende een clubje mannen dat dacht aan hun vrijgezellenfeest, volgende week in Las Vegas. Het zou niet lang duren voordat het bewustzijn van de wereld weer terug zou vallen in de oude patronen.

En toen al, vanmorgen vroeg, daar op de achtersteven van The Pride of Dover, hunkerde ik naar de terugreis, aankomende zondag. Bij Calais zou ik misschien een curieus spektakel aantreffen, een bitter carnaval, met Britten die vluchtend als luxe-asielzoekers het personeel van de veerboot probeerden om te kopen. Misschien zouden ze zelfs proberen voor te dringen. De geur van geweld hing in de lucht, als bij een rel in het circus. Daar hoopte ik, in plaats van gedwee terug te varen naar het gevangeniseiland, een kind van de Eyjafjallajökull te zien wegvluchten, en aan de horizon te zien verdwijnen. Heel even zou ik het in de ogen kijken om een glimp op te vangen van een revolutionaire geest die kort daarna weer voor een veel te lange tijd zou verdwijnen.


Om meer te lezen, of om DWB Terra recognita te bestellen, ga naar de website vanDWB.

zondag 18 april 2010

23 april 2010: Ruimte: Nergens / Terra Recognita

Met Jan-Willem Anker, Patrick Bassant, Bas Groes, Elma van Haren, Astrid Lampe en Zedz.


In 1868 keek de jonge Joseph Conrad gefascineerd naar een kaart van Afrika. Hij legde zijn vinger op een lege plek, die voor hem het onopgeloste mysterie van het continent vertegenwoordigde, en zei: ‘Daar wil ik heen.’ En hij ging erheen, decennia later, om vervolgens doodziek terug te keren en Heart of Darkness (1902) te schrijven. In de ‘leegte’ die zijn verbeelding had geprikkeld, maar nu grotendeels was ingevuld met namen van plaatsen, bergen, rivieren en grenzen, had hij zowel de duistere, onuitspreekbare aard van het bloedige kolonialisme als de onmenselijke natuur gevonden.
Bijna honderdvijftig jaar later valt er weinig of geen ‘echte’, materiële ruimte meer te verkennen, te ontdekken en te veroveren, zonder in het absurde te vervallen. Recentelijk werden de nationale vlaggen van Rusland en Canada geplant – mijlendiep onder de Noordpool. En sinds het begin van de twintigste eeuw is een voormalig nergens, het luchtruim, een van de meest drukbezochte plaatsen geworden: er zijn per dag wereldwijd meer dan vijftigduizend vluchten, dat is een nomadische wereldstad in de hemel. Tegelijkertijd wordt bestaande ruimte steeds meer geobserveerd, en ook de mens wordt constant in detail onderzocht, door bedrijven en privédetectives die databanken met gegevens doorploegen om uit te vinden wie we zijn en wat we moeten willen. Dit wordt ‘vrijwillig’ voortgezet in de virtuele ruimte door middel van identiteits- en relatiepornografie op sites zoals Facebook, MySpace en Twitter. De wereld is volledig in kaart gebracht en er is zogoed als geen terra incognita meer te verkennen, met Google Maps Street View als recent bewijsmateriaal.
Deze verontnergensing betekent een erosie van plekken die, door zich buiten de wet te bevinden, een utopische potentie hebben. Utopisch denken is gevaarlijk en een ongebreidelde viering van Idealisme en Verbeelding kan lelijke gevolgen hebben. Zodra we alles in kaart hebben gebracht, wekt dit de gevaarlijke illusie dat we alles weten. We worden blind voor andere kennis, voor alternatieve modellen die een andere wereld mogelijk maken.

Terra recognita, het aprilnummer van DW B, wil daar verandering in brengen. Onder de kundige leiding van samenstellers-expeditieleiders Bas Groes en Patrick Bassant brengen auteurs en beeldend kunstenaars nog niet ontdekte plaatsen in kaart, of blazen ze bestaande plekken nieuw leven in met hun originele, eigenzinnige waarneming. In de creatieve ruimte van de literaire verbeelding herontdekken schrijvers en lezers de wereld. Perdu, zowat de enige plek die een voorstelling van deze cartografische onzekerheid kan herbergen, ontvangt de expeditie, die behalve de al genoemde gidsen ook Jan-Willem Anker, Elma van Haren, Astrid Lampe en Zedz zal bevatten. In het kader van Ruimte, een reeks avonden waarin Perdu figuurlijke ruimten onderzoekt.


Aanvang 20:30; zaal open 20:00
Reserveren kan via het formulier op de Perdu-website. Klik hier om er naar toe te gaan

donderdag 15 april 2010

16 april: VersSpreken Live! met Hélène Gelèns

met: Hélène Gelèns, Erik Lindner, Maud Vanhauwaert, Joost Baars en Matthijs Ponte

Aanvang: 20.30
Zaal open: 20.00

Entree: EUR 7,- / EUR 5,- (met o.m. Vriendenpas)


Sinds november 2009 is er VersSpreken, een podcast (online radioprogramma) over poëzie, waarin vier dichters een half uur lang over één enkel gedicht praten. Daarbij wordt niet naar een finaal oordeel gezocht, maar middels de kracht van het gesprek het leesproces zelf in kaart gebracht. Leesingangen worden verkend, getest, zo nodig verworpen. Zo wordt de luisteraar bij het gedicht betrokken en worden de mogelijkheden van het gedicht vergroot.

Presentatoren en initiatiefnemers Matthijs Ponte en Joost Baars nemen normaal gesproken hun programma op in de intimiteit van hun eigen woningen. Hun programma is te beluisteren via het internet: via iTunes en via hun eigen website www.versspreken.nl. Met VersSpreken Live! brengen ze de formule naar het publiek en het publiek naar de formule. De editie in Perdu is daarbij de eerste in een reeks.

Het besproken gedicht is deze keer gedicht voor twee stemmen en een klok van Hélène Gelèns, uit haar onlangs bij Uitgeverij Cossee verschenen bundel zet af en zweef. Gelèns zal haar gedicht live komen voorlezen. Daarna buigen VersSprekers Erik Lindner, Maud Vanhauwaert, Matthijs Ponte en Joost Baars zich in een gesprek over het gedicht. De avond wordt afgesloten met een extra voordracht van de deelnemende dichters.

Kom ook en wees onderdeel van deze unieke eerste VersSpreken Live!

Het gedicht van Hélène Gelèns is hier te downloaden.

dinsdag 13 april 2010

Poëtica Dennis Gaens

Afgelopen week was (naast Annelein Pompe, Martijn den Ouden en Eefje de Visser) Dennis Gaens te gast bij de 18e aflevering van Vers van het Mes. Hieronder vindt u de 'kleine poëtica' die hij voorlas.




Als er een TomTom voor schrijvers was, zou de mijne inmiddels vasthangen op ‘probeer om te draaien’. Met een Vlaams accent.

"Aan de ene kant ben je een slimme jongen, maar aan de andere kant luister je ook veel naar hiphop."
- Bert van Beek

1.
Als het een echt kleine poëtica zou mogen zijn, zou de mijne als volgt klinken:

De tekst zegt waar hij heen wil. Doet hij dat niet, is hij niet de moeite waard om meegenomen te worden.

Dat is wellicht wat te kort, maar zo denk ik er wel over. Het begint altijd met een idee, met een zinsnede of een beeld en van daaruit loopt het verder. Vaak loopt het dood, soms kom het ergens uit. Dat is volgens mij hoe het werkt.

Ik was van plan om u in deze poëtica iets te vertellen over waarom ik schrijf wat ik schrijf, waarover ik schrijf en hoe ik mezelf in een poëzielandschap zie. Ik was eveneens van plan citaten te vermijden.

De tekst trok een eigen plan.

2.
Onlangs was ik uitgenodigd om te jureren bij een Poetry Slam. Een van de deelnemers vloog door zijn gedichten heen. Alsof hij bij het einde wilde uitkomen. Alsof er een punchline was en die punchline de finish was. Gevraagd naar mijn mening over de desbetreffende dichter zei ik dan ook: “Het moet een dans zijn, geen race.” Nu denk ik van veel dingen dat ze een dans moeten zijn, maar van het voordragen van poëzie vind ik dat al helemaal.

3.
Als het voordragen van poëzie een dans moet zijn, dan moet de poëzie welhaast muziek zijn. Ik kan dat niet ontkennen en dan kom je al snel uit bij de onvermijdelijke Walter Pater en zijn even zo onvermijdelijke citaat – vergeef het me:

All art constantly aspires towards the condition of music.

Als we de context waarin hij dit zei gemakshalve even vergeten en het citaat nog eens versimplificeren komen we tot iets waar ik het wel eens mee eens zou kunnen zijn:

Alle kunst wil muziek zijn.

Niet zozeer, zoals Pater het bedoelde, dat iedere kunstenaar ernaar streeft het onderscheid tussen vorm en inhoud zo veel mogelijk op te heffen, maar dat alle kunst wil overkomen alsof ze gezongen is. En dat je erop kan dansen. Op zijn minst in je hoofd.

4.
Ik heb meer albums dan ik dichtbundels heb. Ik wantrouw trouwens iedereen die meer dichtbundels dan albums heeft, maar dat terzijde.

Niets wordt op zo’n grote schaal illegaal gedeeld als muziek. Daar zijn vast ook wetenschappelijke, praktische en economische redenen voor maar ik geloof graag dat het komt omdat muziek veel mensen iets doet op een manier zoals alleen muziek dat doet. De iets meer contemporaine Austin Kleon formuleerde ongeveer zo:

Nothing goes as directly to our lizard brain as music.

En daarom wil (in ieder geval mijn) poëzie een beetje als muziek zijn. Niet dat mijn poëzie lyrisch is – als ze al lyrisch is, is ze dat stiekem – maar dat de tekst tot dansen uitnodigt. Als ik zou mogen kiezen, zou mijn poëzie jazz zijn: ‘een terugkerend thema onderbroken door min of meer gerelateerde improvisaties.’ Of zoals Kerouac het zei:

It’s al gotta be non stop ad libbing within each chorus, or the gig is shot.

5.
Mijn poëzie klinkt niet naar jazz. Ze klinkt hooguit als iets dat jazz wil maken. Dat komt omdat er iets anders ingaat.

Mijn naam is Dennis Gaens en op de middelbare school was ik een skater. Jarenlang ging er niets anders in dan hiphop en punk(rock). Die twee. En ze hebben blijvende schade aangericht. Aan punk heb ik schijnbaar slordig gespeelde riffjes en een zekere DIY-mentaliteit overgehouden. Hiphop heeft een neiging om te samplen en losse grootpraat te verkondigen in me gewekt. Beide hebben een stellige houding en een verlangen naar een ‘wij’-gevoel in me achtergelaten.

Die invloeden zullen nog wel een behoorlijke tijd mijn grondhouding blijven bepalen, al zal mijn redelijk recente liefde voor alles wat lo-fi is de toon wellicht wat temperen.

6.
Heeft dat ook nog gevolgen voor de inhoud van mijn gedichten? Ja. Maar deze Kleine Poëtica doet beide woorden in zijn naam inmiddels al geen eer meer aan. Om in de vergelijking die tot nu toe alleen in de titel en de introductie van dit stuk gebruikt wordt nog maar eens te gebruiken: ik moet een scherpe bocht maken, tot een punt komen.

7.
Een lied is niet meer dan een opeenvolging van tonen van verschillende lengtes met daartussen bepaalde intervallen. De tonen hebben bepaalde frequenties en minder bepaalde associaties.

Mijn gedichten zijn niet meer dan een opeenvolging van woorden van verschillende lengtes met daartussen leestekens, spaties en (zo nu en dan) een witregel. De woorden hebben bepaalde denotaties en minder bepaalde connotaties.

Tot op bepaalde hoogte zijn er redenen waarom ik schrijf wat ik schrijf of in ieder geval hoe ik schrijf. De rest, een niet onbelangrijk deel, wordt gedicteerd door de tekst. Omdat het zingt, maar vooral: omdat je erop kunt dansen. Op zijn minst in je hoofd. Niet per se de mooiste dansjes, maar de leukste.

8.
Waarop u danst, mag u zelf weten. Hoe u danst, laat ik eveneens aan u over. Als u maar danst.

maandag 12 april 2010

14 april: Presentatie roman Jeroen van Rooij: De eerste hond in de ruimte

De eerste hond in de ruimte is het verhaal van een stad waarvan de dagen geteld zijn. Niet omdat de goden vertoornd zijn of omdat het milieu verpest is, maar om de doodeenvoudige reden dat de voorraad dagen uitgeput raakt. De bewoners van de stad weten van niets. Nachtenlang gaan ze zich te buiten aan techno en xtc. Anderen proberen hun gezin te onderhouden door een snackbar uit te baten, of zwerven door de straten op zoek naar de ultieme ingeving die ze het perfecte popliedje op moet leveren. Wanneer een van de dagenmakers afdaalt naar de stad, op zoek naar een manier om het naderende noodlot het hoofd te bieden, raken al deze personages en verhalen met elkaar verknoopt.

De eerste hond in de ruimte is een roman vol verbeeldingskracht, waarin Jeroen van Rooij zijn verhalen door elkaar weeft met de vanzelfsprekend van een dj die zijn platen de hele nacht lang in dezelfde flow mixt. De vraag is alleen: welke verhalen zullen het licht van de ochtend zien? Jeroen van Rooij (1979) publiceerde verhalen, gedichten en essays in onder meer DWB, Parmentier en nY. Hij is coördinator van De Reactor, een onlineplatform voor literatuurkritiek en bovenal programmeur bij Perdu. De eerste hond in de ruimte is zijn debuutroman en verschijnt bij Uitgeverij Prometheus.

Aanvang 20:00 uur; zaal open 19:30 uur.

De lijst van genodigden en zij die al hebben laten weten te zullen komen is vrij lang. Er is een goede kans dat Perdu woensdagavond vol is, er geen mensen meer bij kunnen. Neemt u dat risico voor lief, fiets of wandel dan even langs en wie weet behoort u tot de gelukkigen die binnen geraken, erbij zullen zijn.

NB: De Perdublog presenteert elke week het programma dat door de redactie van de Avonden is samengesteld. Naast dit Avondenprogramma vinden er in Perdu nog diverse activiteiten plaats, activiteiten die doorgaans niet op deze blog terecht komen. Voor de presentatie van De eerste hond in de ruimte maakt deze blog graag een uitzondering. Vanwegde die eerste hond, en die ruimte, en ook wel een beetje vanwege die auteur.

maandag 5 april 2010

9 april 2010: Vers van het Mes XVIII

Met Dennis Gaens, Annelein Pompe e.a. Muziek: Eefje de Visser (ov)

Voor de achttiende keer presenteert Perdu onder de noemer Vers van het Mes een aantal nog niet gedebuteerde dichters uit Nederland en Vlaanderen. Vers van het Mes is geen poetry slam, geen open podium, geen wedstrijd. De deelnemende dichters krijgen de tijd en de gelegenheid zich uitgebreid te presenteren. Dit doen ze middels een voordracht en door het presenteren van een Kleine Poëtica, waarin ze zich uitspreken over hun werk, het poëzielandschap en hoe ze zichzelf daarin zien.

Aanvang: 20.30 uur; zaal open: 20.00 uur
Reserveren kan middels/met het reserveringsformulier op de Perdu-website. Klik hier om doorgelinkt te worden.