zondag 9 oktober 2011

14 oktober 2011: Industrial Scars - Ecologisch denken in teksten

Met Lucas Hüsgen, Maaike Meijer, Ben Zwaal e.a.


Hoe is het met de natuur gesteld in de literatuur? Perdu gaat op onderzoek uit en neemt de fotoseries Industrial Scars van J. Henry Fair als vertrekpunt voor een avond (over) ecologisch denken in teksten.

Hoe worden natuur en ecologie in literatuur weergegeven? Hoe verhouden schrijvers zich tot de ecosystemen waar wij allemaal deel van uitmaken? En op welke wijze zetten schrijvers de taal in om ecologische kwesties te onderzoeken. Het zijn vragen uit de ecokritiek die in de lezingen en voordrachten deze avond aan bod komen.
Dichter, essayist en vertaler Lucas Hüsgen verzorgt een inleiding op het onderwerp. Dichter Ben Zwaal en andere schrijvers dragen voor uit eigen werk. Maaike Meijer, hoogleraar aan het Centrum voor Gender en Diversiteit in Maastricht, neemt het publiek mee in haar beschouwing van de natuur in proza en poëzie.

Aanvang 20:30 uur; zaal open 20:00 uur.
Reserveren kan via het webformulier.

1 opmerking:

Jeroen van Rooij en Arnoud van Adrichem zei

Fondant

Begin dit jaar exposeerde de Amerikaanse fotograaf en milieuactivist J Henry Fair in de fotogalerie van Eduard Planting te Amsterdam. ‘Abstraction of Destruction’ heet die expositie, een wat dubbelzinnige titel die de idee achter zijn project niettemin uitstekend samenvat. Zijn abstracte foto’s (veelal geschoten vanuit vliegtuigen op zo’n 300 meter hoogte) illustreren de directe, desastreuze gevolgen van onze dagelijkse aankopen voor het milieu, of, in de woorden van Fair, voor ons ‘life support system’, het systeem dat ons, oliejunks, in leven houdt. Of het nu gaat om de koop van een rol toiletpapier of de aanschaf van de MacBook waarop we dit stukje typten, al onze consumptieve gedragingen verwonden het landschap op een gruwelijke manier. We zijn allemaal medeplichtig aan de destructie van onze leefomgeving: elke cent die we uitgeven (of juist willen besparen) vormt een onmiddellijke bedreiging voor de natuur, een besef dat in de roes van het consumentisme amper beklijft. Fair gelooft echter dat het wel degelijk mogelijk is om mensen bewust te maken van de schadelijke consequenties van hun bestedingspatroon. Dat doe hij niet door met de zoveelste documentatie van afval te komen (en de lelijkheid weer eens te onderstrepen), hij kiest ervoor om de industriële littekens esthetisch in beeld te brengen. Fairs kleurrijke panorama’s, vol fotogenieke olieraffinaderijen en aluminiumfabrieken, tonen ons de schoonheid van de destructie, een schoonheid die ons tegelijkertijd verleidt en angst aanjaagt.
Gek genoeg voelt de angst voor ecologische ramp ergens vertrouwd. Het is vooral de verleiding die ongemakkelijk maakt. Want is het niet ronduit fout om de vernietiging van onze levensbron te esthetiseren? Wordt milieuvervuiling daarmee geen consumptieartikel? Fairs strategie lijkt er op gericht dat wij ons wat vaker ongemakkelijk voelen als we in een tv-reclame een auto door een dennenbos zien rijden, of wanneer we frisse lucht kopen in vorm van waspoeder. De auto en het wasmiddel worden met schoonheid aan ons verkocht, maar onder dat fondantlaagje gaat vernietiging schuil. Fairs foto’s zouden wel eens een ironische omkering kunnen zijn van die truc, waar wij zo vaak (en graag?) intuinen.
Fairs ‘Abstraction of Destruction’ roept enkele confronterende vragen op die zeker niet alleen relevant zijn voor de fotografie maar ook voor andere kunstdisciplines zoals de literatuur. Wat betekent het eigenlijk om te schrijven in een wereld die een ecologische ramp te wachten staat? Waarom blijven we de wereld tot tekst en media reduceren, juist in een tijd dat de natuurschatten tot in het absurde worden aangesproken, de aarde materiëler is dan ooit?