dinsdag 29 november 2011

Stichting Perdu ontvangt G.H. ’s-Gravesande-prijs

Op 28 november is bekend geworden dat Stichting Perdu de driejaarlijkse G.H. ’s-Gravesande-prijs ‘voor bijzondere literaire verdiensten’ toegekend heeft gekregen door de Jan Campert-stichting. Het juryrapport spreekt van “een intiem theater [dat] eigenzinnige programma's [presenteert], die gekenmerkt worden door een hoge kwaliteit en een internationale blik op ontwikkelingen in de literatuur”.

Perdu werd in 1984 in de Gerard Doustraat opgericht door Chris Keulemans als gespecialiseerde poëzieboekhandel De verloren tijd. Na een verhuizing richting de kerkstraat in Amsterdam begon men daarnaast met het organiseren van literaire programma’s op de vrijdagavond onder de noemer De Avonden. Momenteel huist Perdu aan de Amsterdamse Kloveniersburgwal, waar het naast de dagelijks te bezoeken boekhandel een theaterzaal tot de beschikking heeft. Daar organiseert de stichting iedere vrijdag een literaire avond waarin aandacht wordt besteed aan nieuwe ontwikkelingen in proza en poëzie, aan de avant-garde literatuur van de 20e eeuw en aan de grensgebieden tussen literatuur en andere artistieke disciplines. Het gaat hierbij vooral om aspecten van de literatuur, die elders onderbelicht blijven.

De medewerkers van Perdu zijn bijzonder verguld met de erkenning voor hun werk en beschouwen de prijs als een stevige steun in de rug in een periode dat experimentele literaire programmering sterk onder druk staat. Met hernieuwd enthousiasme zullen ze hun bezigheden in de poëzieboekhandel, de vrijdagavondprogrammering en de uitgeverij voortzetten. Ze zullen blijven doorgaan met het opeisen van ruimte voor eigenzinnige literatuur, het stimuleren en bestuderen van literaire ontwikkelingen, het volgen van nieuw talent en het aanzwengelen van literair debat in hun programmering.

Men beraadt zich nog op een passende besteding van het prijzengeld.

Zie ook: Perdu toen en nu.

zondag 27 november 2011

2 december 2011: Schrijven als maatschappelijke werkelijkheid - over N30 van Jeroen Mettes

Met Jos Joosten, Ernst van den Hemel, Dennis Gaens, Maarten van der Graaff en Astrid Lampe


'Geen representatie van de werkelijkheid, maar schrijven als maatschappelijke werkelijkheid.’ Met die woorden besloot Jeroen Mettes (1978-2006) zijn poëtica bij N30, het lange prozagedicht waaraan hij van 2000 tot 2005 werkte. Dit jaar verscheen het, samen met twee kortere reeksen poëzie, zijn essays en een ruime selectie uit zijn veelgelezen blog Poëzienotities, als nagelaten werk in een tweedelige cassette bij De Wereldbibliotheek.

Geschreven in een stijl waarvoor in het Nederlandse taalgebied nauwelijks een precedent bestaat, en even aangrijpend als radicaal in zijn verzet: N30 is ongetwijfeld een van de meest ambitieuze gedichten ooit in het Nederlands verschenen, en lijkt nu actueler dan ooit.
Perdu grijpt de publicatie aan voor een receptie, en vroeg literatuurwetenschappers Jos Joosten en Ernst van den Hemel om op de literaire en politieke betekenissen van de tekst te reflecteren. Daarnaast zal een viertal dichters een fragment uit N30 lezen, en zich uitspreken over hun fascinatie voor de tekst en de implicaties van Mettes’ werk voor hun eigen schrijven.

De avond over N30 is het eerste deel van een tweeluik over het werk van Jeroen Mettes. Op de tweede avond, die op 24 februari 2012 zal plaatsvinden, staat het beschouwende werk uit Weerstandsbeleid centraal.

Over de sprekers:
Jos Joosten (1964) is hoogleraar Nederlandse letterkunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen. In 2003 publiceerde hij Alleenspraak: opstellen, Onttachtiging: essays over eigentijdse poëzie en poëziekritiek en, samen met Thomas Vaessens, Postmoderne poëzie in Nederland en Vlaanderen. Eind maart 2008 verscheen zijn laatste essaybundel Misbaar. Hoe literatuur literatuur wordt.

Ernst van den Hemel (1981) is filosoof en literatuurwetenschapper. Hij promoveerde op een studie over Calvijn en publiceerde bij Uitgeverij Boom Calvinisme en Politiek: Tussen Verzet en Berusting. Op dit moment werkt hij samen met Joost de Bloois aan een boek over de Franse filosoof Badiou en kunst.

Dennis Gaens (1982) debuteerde in 2010 bij Uitgeverij Van Gennep met Ik en mijn mensen, dat genomineerd werd voor de C. Buddingh'-prijs voor het beste Nederlandstalige debuut. Hij is stadsdichter van Nijmegen.

Maarten van der Graaff (1987) is dichter. Hij debuteerde in het Vlaamse tijdschrift nY. Binnenkort verschijnt er poëzie van zijn hand in De Revisor en Kluger Hans. Momenteel is zijn debuutbundel in voorbereiding.

Astrid Lampe (1955) is de auteur van zes dichtbundels, waarvan Lil (zucht) (Querido, 2010) de laatste is.

Aanvang 20:30 uur; zaal open 20:00 uur Reserveren kan via het formulier op de website van Perdu.

zondag 20 november 2011

25 november 2011: Op de grens tussen het betekenisvolle en het betekenisloze | Over a-semische poëzie

Met: Jaap Blonk, Maja Jantar (video), Dirk Vekemans e.a.


'I’m acutely interested in exploring what happens to language when meaning is intentionally obscured’, zegt Michael Jacobson. In 2006 publiceerde hij de a-semische novelle The Giant’s Fence, die uit reeksen onbekende, zelfverzonnen tekens bestaat uitgespreid over tachtig pagina’s.
Wat zeggen a-semische werken over poëzie en literatuur? Wat blijft er van een tekst over als het geen betekenis heeft? De middeleeuwse fascinatie voor de ‘taal van de vogels’ en de verzuchting dat ‘muziek de hoogste vorm van poëzie is’, laten zien dat het poëtische of literaire niet altijd in de betekenis van de tekst gezocht moet worden.

In a-semische gedichten wordt niet zo kernachtig mogelijk een boodschap overgebracht, maar gaat het om klank, beeld, vorm of zelfs ‘het afwezige’. Met klankdichten, visuele poëzie en taalfilosofische lezingen onderzoekt Perdu wat er gebeurt als de poëzie probeert te balanceren op de grens van het betekenisvolle en het betekenisloze.

Aanvang 20:30 uur; zaal open 20:00 uur. Reserveren kan via het webformulier op de website van Perdu.

zaterdag 19 november 2011

Nada Gordon over Flarf; Perdu 18/11

Het belang van serendipiteit voor flarf

 
Op de Culture Show van the BBC zag ik een bijdrage van een professor in de sociale psychologie over internet en serendipiteit. Serendipiteit wordt gedefinieerd als het vinden van iets onverwachts en bruikbaars terwijl je op zoek bent naar iets totaal anders. De professor zei dat Google zichzelf graag ziet als serendipity machine, als een machine die de gebruiker oneindig veel resultaten biedt: vondsten die je zelf nooit kon bevroeden. Voor een overgroot deel maakt Google die belofte waar, door tal van bekende en vooral veel onbekende bronnen te ontsluiten. Google ontsluit de digitale wereld.
Maar waarschuwde de prof, Google beïnvloedt die resultaten wel, door persoonlijke zoekprofielen op te stellen. Als ik op Google zoek naar een woordcombinatie zullen de zoekresultaten verschillen van iemand anders die dit googelt. Of de volgorde is anders. Daarmee lijkt een eindigheid aan die oneindigheid te bestaan. Letterlijk ook: want zelden toont Google mij meer dan honderd pagina’s. Misschien ligt dat aan het Nederlands taalgebied, dat veel kleiner is dan het Engels. Dat heb ik gelijk onderzocht, met de woordcombi How to Be. Dat leverde een schamele 82 pagina’s op. En market place nog minder, met maar 72 pagina’s.
Nu gaat het ook niet om kwantiteit. Google mag met de kleine beperkingen die het heeft, mogelijk niet de oneindige bron zijn die het zo graag wil zijn. Voor mij (en voor mijn poëzie) blijft het wel degelijk een serendipity machine. Want geheel naar de letter van de definitie vind ik bijna altijd wat ik niet zoek.
Dat ik vaak op verrassende vondsten stuit, heeft ook te maken met de manier waarop ik op het internet graas. In mijn begintijd waren mijn zoekopdrachten zeer flarf. Met bijvoorbeeld naakte clown zoekt plezier of kippen, koelkasten en kanjers. Dat gaf vooral vreemde gedichten op, waarin samenhang niet belangrijk was. Het moest vreemd zijn, want zo is flarf. Een misvatting bleek later. Ook waren de gedichten die zo ontstonden simpelweg niet goed.
Dat bleek bijvoorbeeld uit een commentaar van Arnoud van Adrichem, nadat ik hem enkele gedichten had gestuurd. Hij schreef dat mijn gedichten krachtige regels en fraaie beelden bevatten, maar dat het spanningsveld tussen ‘mooi’ en ‘lelijk’ taalgebruik hem nog niet overtuigde. Als slecht voorbeeld zag hij deze zinnen:

(‘zooohooooo dat was wederom fucking bruut’, ‘tieten *kuch* + vagina *kuch* + schieten en helikopters / meerrrrrrrrrrrr! meerrrrrr! *fap*fap*fap* *kwijl* / whababwhawa *kwijl*’)

Ik begreep Arnouds standpunt volledig.
Het is de valkuil waarin menig beginnende flarfer in trapt (denk ik). Dat je zomaar wat intypt en zomaar wat maakt, dat voor flarf moet doorgaan. Er zat geen idee achter, en dat is funest voor elke poëzie.
Sinds enige tijd benader ik het flarfen anders. Centraal staat de samenhang, dat gedichten bij elkaar een verhaal vertellen. Geen lineair verhaal, maar een hink-stap-sprong door de tekst. Met elementen die her en der opduiken, maar niet altijd in dezelfde betekenis. Zo verwissel ik bijvoorbeeld graag van perspectief, en wissel dan tussen een ik-vorm, een jij-vorm of een hij- of zij-vorm.
Wat ook veranderde is de zoekopdracht zelf, die nu veel taliger is. Ik zoek bijvoorbeeld op “laten we dit nooit meer” en zoek dan in het zoekresultaat naar het verhaal eromheen.Wat wordt er nog meer gezegd op die pagina, die site, dat forum.
Of ik iets gebruik hangt dan af van het verhaal dat ik wil vertellen, of het daarbij past. Of het resultaat is zo briljant, dat het zelf de basis vormt voor een gedicht. Natuurlijk passend bij hetgeen ik wil vertellen.
Zo bezien, gebruik ik Google dus als serendipity machine. Dat ik iets onverwachts en bruikbaars vind terwijl ik op zoek ben naar iets totaal anders. Daarmee is poëzie niet ongeleid, niet willekeurig, maar is mijn post-flarf een bewust ingezette reis naar het onbekende. Een reis die me hopelijk ooit brengt voorbij de honderd pagina’s die Google mij biedt.

vrijdag 18 november 2011

Schrijver Rodaan is gezakt: half Nederland zou zich schamen voor inburgeringstoets


"De Nederlands-Iraakse schrijver - die vaak onder onder de auteursnaam Rodaan publiceert - maakte de verkorte inburgeringstoets. Hij gaf op 70 procent van de 30 vragen die hij moest beantwoorden het juiste antwoord. Maar er was een score van 74 nodig, zo schrijft Al Galidi vandaag in NRC Next. Nu moet de schrijver een volledige inburgeringscursus gaan volgen.

Uitkering
Al Galidi uit kritiek op het soort vragen dat werd gesteld. 'Niets over Van Gogh, de Nachtwacht, molens, de Dam, grachten of Sint Maarten, maar vragen als: 'Mo heeft een uitkering en wil zijn zoontje naar de creche laten gaan. Wie betaalt daarvoor? Of: Mo en Amal hebben een huis van de woningstichting. Als de kosten hoger zijn dan hun uitkering, wat zal er dan gebeuren?'"

Lees verder in de Volkskrant.

dinsdag 15 november 2011

18 november 2011: Post _ flarf: #subject


Met: Ton van ‘t Hof, Nanne Nauta en Mark van der Schaaf.
Steve McLaughlin en Nada Gordon zijn virtueel aanwezig.


In 2001 is flarf ontstaan als het doelbewust vervaardigen van slechte gedichten. Flarfers van het eerste uur begonnen Google zoekresultaten te gebruiken om deze slechte gedichten te fabriceren. De vroege flarf kenmerktzich door plat taalgebruik en een expliciete hang naar het onaanzienlijke. Of zoals Gary Sullivan het oorspronkelijk verwoord heeft: ‘[Flarf is a] kind of corrosive, cute, or cloying, awfulness. Out of control. “Not okay.”’

In de huidige flarf-poëzie zien we dat deze vroege eigenschappen steeds meer ter discussie is komen te staan. Sommige dichters zijn zich gaan verdiepen in de door zoekmachines gehanteerde procedés, of hebben hele nieuwe procedures toegepast. Anderen richten zich op het optische ontbreken van de stem van de dichter te midden van de kluwen van zoekresultaten.

Deze ontwikkelingen zijn recentelijk als post-flarf gekwalificeerd. Amerikaans flarf-dichteres Nada Gordon zegt hierover: ‘It’s almost as if Flarf emerged partly as an explosion of repressed lyricism that was avantgarde-ishly self-justifying in that it used the mask of appropriation to say what the murkiest parts of our selves wanted to say.’

Op de avond post_flarf: #subject zal deze ontwikkeling van de huidige flarf-poëzie in Nederland en de VS centraal staan.
Aanvang 20:30 uur; zaal open 20:00 uur. Reserveren kan via het flarfformulier op de Perduflarf.

dinsdag 8 november 2011

11 november 2011: Literaire erotiek? Erotische literatuur?

Met: Murat Aydemir, Frank Brandsma, Bart Smout en Rob van Gerwen


Kan literatuur erotisch zijn? Kan erotiek literair zijn? Dit zijn slechts twee voorbeelden van de vragen die ‘Literatuur en erotiek’, het nieuwe nummer van literair tijdschrift Frame, behandelt. Vanavond borduurt Perdu voort op Frame’s vraag of het onbereikbare van de erotische ervaring inderdaad onmogelijk in een medium als literatuur gevat kan worden.

Tijdens de presentatie van het nieuwe nummer zullen verschillende sprekers op literaire, historische, essayistische of wetenschappelijke wijze op ‘Literatuur en erotiek’ ingaan. Zo zal Frank Brandsma zijn artikel uit Frame toelichten en enkele erotische passages uit de Middeleeuwse literatuur voorlezen. Rob van Gerwen zal ingaan op de vraag of pornografische literatuur eigenlijk wel kan bestaan. Bart Smout zal de doorwerking van Bataille in eigen werk onderzoeken en voordragen uit (erotisch getint) nieuw werk. Murat Aydemir zal ten slotte reageren op het nummer, het met een alternatieve lezing verrijken en van een extra perspectief voorzien.

Frank Brandsma is hoofddocent vergelijkende Literatuurwetenschap (Middeleeuwen). Hij is gespecialiseerd in Arthurverhalen en doet onderzoek naar narratieve technieken in de vers- en prozaromans van de twaalfde en dertiende eeuw.

Bart Smout heeft Literatuurwetenschap gestudeerd aan de Universiteit Utrecht. Hij schreef zijn masterscriptie over Bataille en het Sublieme. Zijn eerste roman, Lege Lijnen, werd in 2009 gepubliceerd door Prometheus. Op dit moment werkt hij als journalist en is hij bezig aan zijn tweede roman.

Rob van Gerwen is docent/onderzoeker aan departement Wijsbegeerte, alsmede University College, van Universiteit Utrecht. Hij is verbonden (geweest) aan het Koninklijke Conservatorium en de Koninklijke Akademie voor Beeldende Kunsten in Den Haag en de Hogeschool der Kunsten Utrecht, en is directeur van Consilium Philosophicum. Hij is mede-oprichter en vice-voorzitter van het Nederlands Genootschap voor Esthetica en publiceerde vijf boeken, meest over onderwerpen uit de filosofie van de kunst.

Murat Aydemir is docent Comparative Literature en Cultural Analysis aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn proefschrift Images of Bliss: Ejaculation, Masculinity, Meaning vormt een kritische verkenning van de representatie van het mannelijke orgasme in de Westerse cultuur.

Aanvang 20:30 uur; zaal open 20:00 uur. Reserveren voor deze avond kan via het webformulier van Perdu.